Als programmeur zul je vaak in de situatie terecht komen dat je een programma moet schrijven dat precies voldoet aan de eisen van de opdrachtgever. Het doel van dit project is dan ook dat je leert programmeren volgens een bepaalde opdracht. De opdracht is in dit geval om een educatief spel te schrijven voor een basisschool. Het spel moet geschreven worden in C++.
In het spel Boswandeling loopt de speler door een bos van vier bij vier locaties. Op elke locatie krijgt hij een omschrijving te zien. Op sommige locaties (zes in totaal) moet de speler bovendien een getal- of letterspelletje spelen. Als hij het spel wint, krijgt hij een voorwerp dat aangeeft dat hij het spel heeft gewonnen en dat hij het niet nog eens kan spelen. Een speler kan aangeven in welke richting hij wil lopen (noord, oost, zuid of west), maar op sommige locaties zijn niet alle richtingen open. De speler wint het spel als hij met alle zes de voorwerpen op de eindlocatie in het bos komt.
In het startdocument moet je uitgebreid beschrijven hoe je dit project aan gaat pakken. Daarbij geef je aan welke elementen allemaal voorkomen in het spel Boswandeling en hoe jullie die gaan implementeren. Iemand die niet weet waar het project over gaat, moet na het lezen van het startdocument precies weten waar jullie mee bezig zijn.
Voor de getalspelletjes is een aantal functies nodig. Per duogroep schrijven jullie één functie inclusief unit tests. De drie functies moeten het volgende doen:
De functies die jullie geschreven hebben zijn nu nodig om de verschillende spelletjes te schrijven. Ook de spelletjes schrijf je per duogroep. Je moet een spelletje kiezen dat niet hoort bij de functie die je zelf geschreven hebt. De drie spelletjes zijn:
Net als voor de getalspelletjes, heb je voor de letterspelletjes een aantal functies nodig. Schrijf wederom per duogroep één functie inclusief unit tests. De drie functies moeten het volgende doen:
Gebruik de letterfunctie die jullie geschreven hebben nu om de taalspelletjes te maken. Ook nu moet je een spel kiezen dat niet hoort bij de functie die je zelf geschreven hebt. De drie spellen zijn:
Om ervoor te zorgen dat de leerling door het bos kan lopen, moet je een kaart programmeren. Van elke locatie in het bos, moet je drie dingen bijhouden:
Iedere duogroep moet een functie programmeren die van elke locatie één van de bovenstaande gegevens geeft.
Het wordt tijd om alle code die jullie tot nu toe geschreven hebben samen te voegen tot één groot spel. Daarvoor moet elke duogroep nog één van de volgende programmaonderdelen schrijven:
Nu is alle code geschreven en moet je met z'n zessen zorgen dat het spel foutloos draait.